Kuikens grootbrengen vergt een goede samenwerking tussen beide ouders. Lok et al (2024) onderzochten aan de hand van zenderdata hoe lepelaars op Schiermonnikoog de taken verdelen. Tijdens het broeden en het grootbrengen van de kuikens bezochten vrouwtjes het nest 's nachts en foerageerden ze overdag, terwijl mannetjes het omgekeerde ritme vertoonden. Vrouwtjes maakten meer en kortere foerageertochten naar, bijna uitsluitend, nabijgelegen mariene habitats. De grotere mannetjes maakten vaak lange reizen om te foerageren in meer afgelegen zoetwaterhabitats – met name het Lauwersmeer. Voor en na het broeden foerageerden zowel vrouwtjes als mannetjes voornamelijk 's nachts, wat suggereert dat dit de voorkeursperiode is om te foerageren voor beide geslachten. Niettemin bleef het gebruik van foerageerhabitats geslachtsspecifiek. Vermoedelijk heeft dit te maken met grootte-verschillen, en met name verschillen in snavellengte tussen de geslachten: mannetjes kunnen met hun langere snavels mogelijk beter foerageren in de zoetwatergebieden van Lauwersmeer, terwijl vrouwtjes met kortere snavels op het wad makkelijker voldoende ondiep water weten te vinden.